In de reeks Kritische Klassieken is De grote reis van Jorge Semprún (1923-2011) heruitgegeven. En terecht! Deze grotendeels autobiografische memoir uit 1963 kruipt meteen onder je huid. We maken de vierde nacht en daaropvolgende dag mee van de treinreis van Frankrijk naar concentratiekamp Buchenwald.
De hoofdpersoon voert gesprekken met de fictieve ‘jongen uit Semur’, met wie hij opeengepakt staat in de wagon. Deze jongen zal de reis niet overleven. De schrijver meandert knap van de treinreis naar herinneringen uit zijn jeugd in Spanje, in Den Haag als zijn vader ambassadeur voor de Spaanse Republiek is, naar zijn tijd in het verzet in Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog en naar de verhoren van de Gestapo. Ook blikt hij vooruit, naar het leven als dwangarbeider in het concentratiekamp en daarna.
Semprún ontvluchtte met zijn familie de Spaanse Burgeroorlog en werd na Franco’s overwinning balling en verzetsstrijder in Frankrijk. In het verzet, in het concentratiekamp en na terugkomst werd hij steeds de ‘Spaanse rooie’ genoemd. Van 1988 tot 1991 was hij partijloos minister van Cultuur onder sociaaldemocraat Felipe González. Trefzeker, onopgesmukt en zonder in de slachtofferrol te vervallen geeft Semprún een indringend beeld van cruciale jaren uit zijn leven.





